Stichting Digitale Infrastructuur Nederland (DINL) presteert goed. De in 2015 ingezette samenwerking binnen de sector werpt z’n vruchten af. De in 2013 gelanceerde term “Digitale Mainport” is mainstream gegaan en duikt steeds vaker op in beleidsdocumenten, rapporten en manifesten. Daarmee heeft DINL op nationaal niveau een eigen, vaste rol in vele bestuurlijke en politieke dossiers gekregen. Maar ondanks die groeiende zichtbaarheid en invloed van de sector is er nog veel werk aan de winkel. Niets minder dan de economische toekomst van Nederland staat op het spel.
Het Centraal Bureau voor de Statistiek becijferde onlangs dat ruim 50.000 bedrijven hun geld grotendeels verdienen via het internet. Met hun activiteiten nemen zij al 4,4% van de werkgelegenheid voor hun rekening. De gehele interneteconomie behelst nu zo’n 345.000 banen. De Raad voor de Leefomgeving en Infrastructuur maakte in haar rapport ‘Mainports voorbij’ duidelijk dat de toegevoegde waarde van de traditionele mainports afneemt en die van de digitale mainport sterk in betekenis groeit.
Door de digitale mainport hebben grote internationale partijen, waaronder Google, Facebook en Microsoft, hun weg naar Nederland gevonden. Ook vinden de 50.000 internetbedrijven alles wat ze nodig hebben om betrouwbaar online te kunnen leveren in ons land. Dat levert werkgelegenheid op. Het onderzoek naar de economische dynamiek van de digitale mainport dat Deloitte in 2016 voor DINL heeft uitgevoerd laat klip-en-klaar zien dat die ijzersterk is en nog in betekenis groeit. Want dat is de kern van de digitale mainport gedachte: een diverse en omvangrijke economische dynamiek van verbindingen, datacenters, hosting, cloud en meer die aan de basis staat van de digitale economie.
Je zou verwachten dat het de politiek interesseert waar die groei vandaan komt en hoe Nederland moet inzetten op verdere versterking van de randvoorwaarden die geleid hebben tot die spectaculaire groei. Maar in de aanloop naar de Tweede Kamerverkiezingen in maart is in de meeste partijprogramma’s niets terug te vinden over die kansen. De politiek ziet digitale infrastructuur als oninteressante techniek waarmee je je kunt aansluiten op “het internet” en ziet niet in dat “het internet” zich voor een belangrijk deel in ons land bevindt.
In andere gevallen ziet men alleen de negatieve kanten van de digitale infrastructuur en grijpt de politiek terug op oude reflexen. Zo wil de overheid online narigheid oplossen door verregaande, soms draconische, bevoegdheden te geven aan opsporingsinstanties en veiligheidsdiensten. Een goed voorbeeld is het ongericht aftappen van internetverkeer of de introductie van extra bevoegdheden die politie en justitie toestaan om in te grijpen in de kern van het internet. De politiek begrijpt niet dat dergelijke maatregelen het verdienvermogen van Nederland schaden en een dergelijke aanpak in de online wereld niet werkt. Inzetten op internationale en privaat-publieke samenwerking is veel effectiever.
DINL legt de lat in 2017 daarom hoog. We zetten onder meer in op een vrij, veilig en open internet, onderzoek en ontwikkeling, en zowel kennis als opleidingen. Daarnaast streven we actief naar een krachtige publiek-private samenwerking, die nodig is om Nederland de veilige en betrouwbare plek te houden voor digitaal online zaken doen die het momenteel is. Een dergelijk streven zou overigens in een nieuw regeerakkoord moeten staan, want er staat veel op het spel. Het is noodzakelijk de juiste randvoorwaarden te scheppen om toekomstige welvaart en werkgelegenheid veilig te stellen. Dat is waar DINL in 2017 voor gaat.