Nederland moet tempo maken met de aanleg van landelijk dekkende glasvezel-infrastructuur. Dat stellen vertegenwoordigers van de internetindustrie. „We moeten voorkomen dat de rest van Europa over ons heen walst.”
Dit artikel van Rob Goossens verscheen op 28 september 2016 in de Financiële Telegraaf
De Europese Commissie lanceerde eerder deze maand een ambitieus plan om elke vierkante meter Europa van glasvezel te voorzien. Volgens Michiel Steltman, directeur van Digitale Infrastructuur Nederland (DINL) is dat niet alleen een ‘mooie kans’, maar ook een bedreiging.
„We zijn in Nederland al een heel eind. Maar die voorsprong raken we kwijt als zelfs Bulgarije en Slovenië over een paar jaar een hoogwaardig glasvezelnetwerk hebben liggen. Dit is dus een goed moment om door te pakken en ons eigen net af te maken.”
Steltman waarschuwt voor de wet van de remmende voorsprong. „Hier in Nederland leeft het gevoel van: we moeten nog drie boerderijen breedband geven en dan zijn we er wel. Maar zo werkt het niet. Er zijn nog talloze bedrijventerreinen zonder glasvezel. We laten kansen liggen.”
Volgens de belangenbehartiger kan Nederland aantrekkelijker worden als vestigingsplaats voor online diensten. „Het internet leidt tot globalisering. Maar dat betekent niet dat locatie er niet toe doet.” Hij geeft Uber als voorbeeld. „Dat heeft geen eigen kaarten of betaaloplossing. Die haalt het van partijen die daarin gespecialiseerd zijn. Om die onderdelen naadloos op elkaar aan te sluiten, willen die partijen hun diensten het liefst in datacenters onder bengen die dicht bij elkaar staan. Laat dat dan maar in Nederland zijn.”
Steltman ziet een coördinerende rol weggelegd voor het ministerie van Economische Zaken (EZ). Dat moet ervoor zorgen dat de wirwar aan regels en leges ontrafeld wordt. „Nu heeft elke gemeente zijn eigen tarieven voor het aanleggen van glasvezel. Die onduidelijkheid is niet goed voor het investeringsklimaat.”
Andrew van der Haar, directeur van de Fiber Carrier Association (FCA), noemt verplicht bodemonderzoek als onnodige bron van vertraging voor het glasvezelnetwerk. „Het gaat om tracés van kilometers. Er gaat alleen maar extra tijd overheen. Waarom? Het is niet zo dat we van die kabels eten. En als men bezorgd is dat die kabels vervuilen, dan moeten er eisen aan de materialen gesteld worden. Een bodemonderzoek vooraf helpt daar niet tegen.”
Volgens Van der Haar ziet het ernaar uit dat er volgend jaar in plaats van meer, juist minder buizen in de grond liggen. Netwerkbeheerders hebben momenteel een overschot. Zo hoeven ze in de toekomst de straat niet open te hoeven gooien om een extra kabel te trekken.
Nu wordt dat gedoogd, maar aan die situatie komt in 2017, na tien jaar, mogelijk een eind. Dan kunnen gemeentes precariorechten innen op de lege buizen. Een slechte ontwikkeling, legt Van der Haar uit. „Glasvezel is een investering in de toekomst, wanneer we met zelfrijdende auto’s en het internet of things veel meer capaciteit nodig hebben. Die extra buizen maken het mogelijk om op te schalen. Maar als ze geld kosten, graven de netwerkbeheerders ze natuurlijk op.”
De FCA steunt de oproep van DINL aan EZ om de coördinatie van het glasvezeldossier op zich te nemen. Nu is het pakket verdeeld over Infrastructuur & Milieu, Binnenlandse Zaken en regionale overheden. Het ministerie van EZ wilde gisteren niet op die oproep reageren.