Overheid moet gaan handhaven op het internet.
Twitter, Facebook en Instagram hebben Trump van hun social media platforms verbannen. De controversiële chatapplicatie Parler is uit de appstores verdwenen en Amazon verwijderde de hosting van het platform van hun servers. Ze staan uiteraard in hun recht. Het gaat juridisch gezien om privéterrein en dat betekent dat bedrijven zelf mogen en kunnen bepalen wat er op hun erf en in dit geval op hun servers is toegestaan.
Toch levert het een onbehaaglijk gevoel op. Als samenleving zijn we gewend geraakt aan de lage drempels bij het gebruiken van diensten waarmee we in real-time kunnen publiceren, bloggen, posten en becommentariëren. We vinden dat een verworven recht, onlosmakelijk verbonden met onze moderne beleving van de vrijheid van meningsuiting. Het vrije en open karakter van het internet heeft dat mogelijk gemaakt. De grote platforms vervullen daarbij, net zoals ISP’s, ook een maatschappelijke rol. Want hoe terecht hun acties in dit geval ook zijn, het uiteindelijke effect is dat ze mensen en organisaties zonder verantwoording af te leggen de mond kunnen snoeren. Alternatieven geven immers niet op stel en sprong een vergelijkbaar bereik.
Dit is de spagaat waarin we ons bevinden. Enerzijds vinden we vrijheid en openheid van het internet in de brede zin van het woord essentieel voor het functioneren van onze samenleving. Digitale innovaties en de vrijheid van meningsuiting kunnen in deze tijd alleen bestaan dankzij die kernwaarden. Anderzijds is er niemand die zal ontkennen dat er grenzen zijn aan wat je op het internet mag zeggen en kunt doen.
Het probleem is dat we die beoordelingen en afwegingen tussen die grote maatschappelijke belangen volledig in private handen hebben gelegd. De overheid heeft niets geregeld dat past bij het snelle karakter van de digitale wereld. Er zijn geen heldere normen, er is geen ondersteuning voor de beoordeling van content of de afweging van die maatschappelijke belangen. De politiek heeft zich er heel gemakkelijk vanaf gemaakt door te roepen “dat bedrijven hun verantwoordelijkheid moeten nemen”. Daarmee hebben we ze politieagent, rechter en executeur gemaakt. En de mores van het land waar zo’n platform zijn wortels heeft bepalen zo wat Nederlandse burgers mogen zeggen en mogen doen. Daarmee wordt het middel erger dan de kwaal.
Gezamenlijke aanpak
Die privatisering moet daarom deels worden teruggedraaid. Dat vraagt om een gezamenlijke aanpak van bedrijven, maatschappelijke organisaties en overheid. Bij de beoordeling van uitingen en gedragingen moeten gespecialiseerde not-for-profit organisaties een rol gaan spelen, gefinancierd door overheid en bedrijfsleven samen. Die moeten en kunnen bedrijven helpen bij die beoordelingen, met “ratings”, zoals we die kennen van de filmkeuring. Met uiteraard inzet van moderne technologie. Die in het ene geval zorgt voor markering en in het andere geval voor blokkering.
De overheid kan vervolgens handhaven. Niet op de content zelf, maar op het volgen van dit proces en op voldoende inspanning van de betrokken partijen. Die aanpak wordt sinds korte tijd gevolgd bij het bestrijden van online beelden van kindermisbruik, en blijkt al in korte tijd buitengewoon effectief te zijn. Dat succesvolle recept kan gebruikt worden bij de aanpak allerlei andere vormen van online onrechtmatigheid.
Co-regulering
Het wordt kortom tijd voor co-regulering, op basis van duurzame publiek-private samenwerking, zonder einddatum. Alleen op die manier kunnen overheid en samenleving weer de regie over de vrijheid van meningsuiting terugkrijgen waar we allemaal recht op hebben.
Dit artikel verscheen op 15 januari 2021 op de website van AG Connect.