Minister Plasterk heeft haast: hij wil zijn wetsvoorstel voor een vernieuwde WIV, de Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten, nog voor de verkiezingen door de Tweede Kamer loodsen. De huidige wet is inderdaad toe aan een update: de inlichtingendiensten moeten ook op het Internet hun werk kunnen doen. Maar als het huidige voorstel wordt doorgevoerd krijgen de inlichtingendiensten de meest vergaande bevoegdheid die ze ooit hebben gehad: het ongericht en massaal afluisteren van internetverbindingen. Dat resulteert automatisch in een zogenaamd sleepnet. Want zo werken internetverbindingen. Als je de communicatie van verdachte personen probeert op te vangen ‘zie’ je vanzelf ook de communicatie van burgers die niet verdacht zijn. De diensten mogen grote bestanden aanleggen van deze communicatie. En ze mogen die gegevens ook uitwisselen met buitenlandse diensten zonder dat bekend is wat die ermee zullen doen.
De voor- en tegenstanders van het wetsvoorstel staan lijnrecht tegenover elkaar. Tegenstanders zien een big brother scenario. De grootste voorstander, minister Plasterk, belooft dat onschuldige burgers niets te vrezen hebben. Maar dat roept een prangende vraag op: kun je de inlichtingendiensten, en de overheid, wel blindelings vertrouwen? Als burger kun je je niet verweren tegen activiteiten van inlichtingendiensten. Of de macht van de overheid om je op basis van onjuiste informatie of een computeralgoritme te vervolgen. Je kunt niet voorkomen dat buitenlandse diensten ook toegang krijgen tot die bijvangst, jouw communicatie. En wat we ook zeker weten is dat er op termijn altijd wel een reden te vinden is om dit soort ruime bevoegdheden in te zetten. Beloften worden al snel vergeten als ze niet klip en klaar in de wet worden vastgelegd.
Om die willekeur te voorkomen moeten bevoegdheden die onschuldige burgers raken, en daarmee het vertrouwen in rechtsstaat schaden, worden ingeperkt. Daarvoor is onafhankelijk toezicht op de diensten nodig en juist daar wringt de schoen. De Raad van State, de Raad voor de rechtspraak, de Raad van Europa en de wetenschap komen tot de conclusie dat het toezicht in het huidige wetsvoorstel niet deugt. Hun lijst met bezwaren en problemen is stevig. Het toezicht is niet onafhankelijk, er wordt onvoldoende expertise georganiseerd, verantwoording en rapportage ontbreken, en ga zo maar door.
Eigenlijk is het verbazingwekkend dat het toezicht tot nu toe zo weinig aandacht heeft gekregen. Geheime diensten doen nu eenmaal geheime dingen, en dan is het juist extra belangrijk om ervoor te zorgen dat er niets ontspoort. Wat er mis kan gaan als inlichtingendiensten ongestoord hun gang kunnen gaan, zien we in de VS en andere landen.
Het Instituut voor Informatierecht van de Universiteit van Amsterdam (IVIR) heeft de nationale en internationale jurisprudentie op dat gebied. Het komt tot de conclusie dat toezicht op inlichtingendiensten waterdicht is, als het aan tien standaarden voldoet. Dat werpt een heel nieuw licht op de zaak. Want nu men weet dat het huidige wetsvoorstel op het gebied van onafhankelijk toezicht juridisch niet deugt, kan je er op rekenen dat bedrijven binnen no time de staat voor de rechter dagen als dit niet geamendeerd wordt. Dat is al gebeurd bij de Wet bewaarplicht voor telecomgegevens die internet- en telecomproviders verplichte bepaalde gegevens over telefonie- en internetgebruik zes tot twaalf maanden te bewaren voor de opsporings- en inlichtingendiensten. Een groep van bedrijven vocht dat aan bij het Europese hof, dat de onderliggende Europese richtlijn in 2015 ongeldig verklaarde, waarna de Nederlandse voorzieningenrechter de wet schrapte.
De toezichtskwestie kan ook een positieve draai aan de zaak geven. Als de minister alsnog het toezicht gaat regelen op de manier die het IVIR beschrijft dan verandert de nieuwe WIV van een risico en een probleem in iets positiefs. Nederland wordt dan een land waar de verzameldrift van de inlichtingendiensten niet zomaar kan worden losgelaten op onschuldigen. Die zekerheid is aantrekkelijk voor bedrijven die zich hier willen vestigen. Zeker nu in de VS de diensten weer ruim baan lijken te krijgen.
Het is te hopen dat de minister in een volgende week maandag te houden Kamerdebat inziet dat hij alsnog op stevig toezicht moet gaan inzetten. Dat biedt de opening om de impasse te doorbreken. Zo kan hij deze controversiële wet ombuigen naar iets waar iedereen uiteindelijk achter kan staan. En waar Nederland zelfs van kan profiteren.
Dit artikel van Michiel Steltman is op 31 januari 2017 verschenen in het Financieel Dagblad